Ikke
De prille beginjaren
Ergens in de jaren ’80 van vorige eeuw begon het… luisteren naar signalen uit de ether, die toevallig niets met omroep te maken hadden. En dat had evenwel niets met plaatjesdraaiers en polderpolka te maken maar veel meer met de praatjes die de broeders en zusters van Hermandad hadden of meldingen waar de brandweer met gierende sirene op af ging. In de woonkamer kwam een computerscanner te staan met wel 16 (!) kanalen. En dat wilde ik ook wel voor mijn eigen kamer. Echter moest voor een dergelijk apparaat indertijd een flinke berg guldens neergeteld worden. Dat had ik er niet voor over, maar gelukkig waren er in de kennissenkring tal van lieden die ook wel zo’n prachtig digitaal apparaat wilden hebben. En zo was het mogelijk om voor een tientje en een vlaai een kristallendoos te bemachtigen. En daarmee begon een periode die zich kenmerkte door ontbrekende nachtrust. Zeker in het vakantieseizoen was het vaak onrustig in mijn QTH, zodat ik de merkwaardige gewoonte ontwikkelde om ’s avonds uitermate vroeg te gaan slapen. Tegen twee uur, als de kroegen dicht gingen, liep mijn wekker af waarna enkele uurtjes scannerplezier volgden. Al naar gelang het meer of minder interessant was, werd langer of korter geluisterd. Maar uiteindelijk werd dan toch nog een beetje slaap gepakt voordat de wekker een tweede keer van zich liet horen omdat het tijd werd naar school te gaan. En ondanks deze zeldzame gewoonte, heb ik het atheneum redelijk succesvol kunnen afsluiten.
Van dichtbij naar veraf
Destijds zat ik in Maastricht op de middelbare school. En aangezien ik nogal gemakkelijk van aard was, treinde en busde ik dagelijks de 12 kilometer van en naar huis. En zo drentelde ik ook wel eens op het station van Maastricht het Bruna-winkeltje binnen, waarop een goede dag mijn aandacht getrokken werd door het tijdschrift ‘RAM’, Radio Amateur Magazine. Dat zag best wel leuk uit, en zeker voor zo’n techneuzel als ik was dat wel iets. Na een aantal losse nummers gekocht te hebben, was het interesse zodanig gewekt dat een abonnement wel op zijn plaats leek. Maar gelijktijdig hiermee begon ook interesse te komen voor signalen die van veel verder weg kwamen. In ‘RAM’ stonden verhalen van avonturiers die vergezeld van een HF-tranceiver om de wereld zeilden, geheimzinnige signalen uit gebieden in het oosten waar ‘glasnost’ nog niet helemaal doorgedrongen was en NAVO-schepen in de Adriatische Zee. Tijd dus voor de korte golf! Ergens in de eerste helft van de jaren ’90 liep ik bij een elektronica- en amateurradio-winkeltje in de buurt tegen een Yaesu FRG-7700 aan. Niet echt een koopje, maar beslist goedkoper dan nieuw. Samen met een draadantenne en een MLB van RF-Systems wandelde ik de winkel uit, vastbesloten elk signaaltje op deze aardkloot op te gaan vangen. De antenne werd op zolder opgehangen. Dankzij het grote huis van mijn ouders kon de draad er in volle glorie opgehangen worden. Kabel eraan, ontvanger aangezwengeld en vooruit met de geit. Ja, er was wel vanalles te horen, maar vooral veel ‘rommel’. Piepen, fluiten, kraken, en doorspetterende muziekzenders. Maar veel zinnigs kwam er niet uit. Weer naar boven, en na wat piekeren en peinzen kwam ik op het idee dat diezelfde draadantenne wel eens het probleem kon zijn. De zolder werd namelijk door een muur in twee gedeeld. En om de antenne te kunnen ophangen had ik in die muur een net gat gekapt (!). Zou het misschien zo zijn dat een flink aardvlak op halve hoogte de antenne geen goed deed…? Dus werd de draad weer weggehaald en van onder de dakrand als een kabelbaan naar een boom in de tuin afgespannen. Een wereld ging open! Ondanks dat de FRG7700 de naam had nogal doof te zijn, bracht ik dagen, avonden en nachten door samen met Scheveningen Radio, Prestwick, Kinloss Rescue (5680 kHz), de USAF (11176 kHz, later 11175 kHz) en inderdaad de NAVO-schepen in de Adriatische Zee (5310 kHz).
Verder waren er ook merkwaardige datasignalen op de HF, waarvan ik (door ‘RAM’) geleerd had dat dit RTTY en fax moest zijn. Van het prille internet had ik allerhande schema’s van ‘HamCom’-modems en merkwaardige DOS-software als ‘HamCom’ en ‘JV-Fax’ gehaald. En ondanks verwoede pogingen, avonden solderen, meters kabel en kilo’s componenten is het me destijds nooit gelukt om iets zinvols op het beeldscherm te krijgen. Dat kwam later, heel veel later met de introductie van een Racal RA-17L. Op merkwaardige wijze had die zwaargewicht zijn weg naar mijn slaapkamer gevonden. Los van het feit dat de Racal een vreselijk lomp ding was, was het een prachtige ontvanger om mee te werken. Eerst de ‘mains’-schakelaar aanzetten om de hele handel voor te gloeien. Als je de hoofdschakelaar aanzette en dan meteen de ontvanger van standby haalde, ging zijn zekering eruit! Nee, eerst netjes de zaak opwarmen en dan pas van standby halen. Met de twee reusachtige draaiknoppen werd afgestemd, de filmschaal rolde achter het smoezelige ruitje door en SSB moest ontvangen worden door de BFO te gebruiken. Want de bijbehorende SSB-converter had ik (natuurlijk) niet. En met deze ontvanger lukte het me om voor het eerst weerkaartjes op het beeldscherm van mijn laptop te krijgen. Net in de tijd dat het versturen van weerkaarten en persfoto’s via de HF fors op zijn retour was, had ik deze Steen van Rosetta ontcijferd. Niettemin merkte ik ook toen al dat ik meer interesse had in spraak dan in data.
In de illegaliteit!
Ondanks dat op mijn slaapkamertje in het ouderlijk huis het nodige ontvangen werd, had ik er nog niet bij stilgestaan ook eens wat signalen de lucht in te sturen. Wel veel over zendamateurs gelezen, en ook al eens een infopakketje van de VERON laten komen. De techniek trok wel maar de rest maakte op mij een behoorlijk muffe indruk. Met een D-machtiging kwam je tot op de lokale praatpaal. Nou ja, dat vond ik dus maar 2x niks. Een C-machtiging dan? Daarmee mocht je dan wel meer, zolang je maar boven de 30 MHz bleef. Onder de dertig bevond zich het rijk van de PA’s en PB’s. Dat vond ik wel een interessant gebied qua DX-werk. Maar van het luisteren op de amateurbanden gingen me soms de haren, die ik destijds nog had, overeind staan. ‘Goeiendag kaerel, dit is Peej Ahhh Nul …’. En de PB’s die dan wat minder snel op hun Juncker roffelden, werden door de PA’s ook vaak maar als halve mensen gezien. Op mij had dit destijds een behoorlijk afstotende werking. Plus het feit dat CW verplicht was, terwijl ik al twee decennia kon praten, betekende dat ik beslist niet wilde gaan zenden.
Edoch, op enig moment moest ik, in dienst van een nieuwe werkgever, op cursus. Samen met mij zouden nog twee nieuwe collega’s aan de opleiding beginnen, allebei mensen die ik nog niet kende. Op een warme avond in augustus werd ik door hen opgehaald, en tijdens de korte rit naar de cursuslocatie kwam het spontaan tot een klassiek voorstelrondje. Eén van beide kornuiten liet blijken in zijn vrije tijd ‘iets met zenders’ te doen. Mijn interesse was gewekt en ik stelde wat tegenvragen. Al gauw bleek dat deze nieuwe bekende zich bezig hield met DX-en op de 11-meter band. Geen 4 Watt op 40 vastgestelde kanalen, zoals Neelie dat bepaald had. Maar met wat meer power in USB rond de 27.500 MHz. Niet legaal, maar wel leuk…
Gespreksstof was dus snel gevonden, en nog diezelfde week stond de betreffende persoon op de stoep met in de ene hand een HAM International Jumbo en in de andere hand een DV27 op magneetvoet. Stekker in het stopcontact, kleefvoet met een klap op de radiator gezet en ik was vertrokken. Het ding diende zowel als intercom om samen de cursus stof door te werken als ook om DX te knetteren. Daarvoor plaatste ik op zolder een Sirio Boomerang. Alles speelde zich af boven de reguliere 11m-band, maar ach… het vermogen was niet al te hoog en verder geen haan die ernaar kraaide. Op die manier was ik toch aan het zenden geslagen. Leuke verbindingen werden gemaakt, tot aan Suriname aan toe.
Op die manier groeide de hobby steeds weer. Want op enig moment besloot ik met die Jumbo packet te gaan bedrijven. Er waren toen nog BBS’sen in overvloed. Het 1k2 geknetter werd de lucht in geslingerd, en zo kwam ik meer toevallig dan wat anders op een BBS een advertentie tegen. Er werden twee portofoons in de 2m-band aangeboden. In die tijd hadden we nog een postbus om de minder legale QSL-post in te ontvangen. Dus die kon ook prima dienen om een pakketje in te ontvangen. En zo kwamen twee Bosch-porto’s in huis: de HFE-165. De bekende portofoons met de donkerrode rand. Ze waren in vrijwel nieuwstaat, op een of andere onduidelijke frequentie in het bandje voor bedrijven. En nog steeds staan deze artefacten in mijn berging: de accu’s zijn helaas kaduuk, maar het zijn leuke overblijfselen uit vroeger tijden.
Omdat de collectie apparatuur zich steeds verder uitbreidde, besloot ik dat het tijd werd om het bezit van die meuk maar eens te legaliseren. Vandaar dat ik een cursusboek voor de D-machtiging bestelde en me aanmeldde voor het eerstvolgende examen in Nieuwegein. Dat examen was een eitje: de meeste tijd moest ik besteden aan het leren van de regels en voorwaarden. De techniek had ik door mijn achtergrond snel onder de knie. Maar daarover meer in het volgende verhaal.
Uit de illegaliteit
Zoals uit bovenstaand verhaal blijkt, heb ik van lieverlee besloten om de verzameling apparatuur die ik destijds nog illegaal in bezit had, te legaliseren door het behalen van de D-machtiging. De techniek uit het cursusboek was gezien mijn achtergrond geen grote uitdaging. Met een film op de achtergrond en borrelnootjes binnen bereik werd het boek doorgenomen. Het pak papier met regeltjes dat ik van de toenmalige HDTP ontvangen had, was een andere zaak. Blaartrekkende kost over wet- en regelgeving, vol met eindeloze verwijzingen had echt niet mijn interesse. Maar aangezien het tot de examenstof behoorde, kon ik er met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vanuit gaan dat hierover ook vragen gesteld zouden worden.
En zo toog ik op een goede dag met mijn rode Subaru richting Heidehal in Nieuwegein. Net als op de middelbare school: rijen met tafeltjes en sloffende surveillanten. Zonder al te veel oponthoud kon ik de multiple-gok opgaven invullen. En na snel nog de gegeven antwoorden op een blaadje gekrabbeld te hebben, kon ik na enige tijd de hal weer verlaten. In het naar buiten lopen frommelde iemand mij een exemplaar van ‘Electron’ in de handen. Enkele meters verder kwam er nog een ‘CQ-PA’ bovenop. En ergens in het traject naar buiten viel me ook nog een blaadje met de juiste antwoorden ten deel. Nou, dat examen was binnengetikt! Na wat administratieve rompslomp werd een call aangevraagd, zodat ik na wederom de nodige wachttijd als PD2KMV door het leven mocht gaan.
Trots als een pauw stapte ik bij de lokale HAM-winkel binnen en schafte een gloednieuwe Icom IC-2100H aan, in combinatie met een Diamond X-30. Alles werd netjes in mijn slaapkamertje ingebouwd en er werd mondjesmaat wat op 2-meter gerommeld. Zo kwam ik ook met een lokale amateur in contact die wel een Condor Standard wilde afstaan, zodat ik ook in de auto QRV kon zijn. Met een klein magneetvoetje werd een Diamond RH771 achterop het dak gezet. Die antenne met bijbehorende voetje hebben overigens erg lang stand gehouden: ze stonden ook nog op mijn volgende auto, die ik 14 jaar gehad heb!
Met de éénknops-Condor in de wagen tufte ik door de omgeving: elke dag de grens over omdat ik destijds in DL studeerde. Maar de aanvankelijke vreugde maakte plaats voor een lichte baalstemming toen ik ontdekte dat mijn D-machtiging in DL minder waard was dan het papier waar het op gedrukt was. En daarom meldde ik me met gezonde tegenzin aan voor het C-examen. Ander leerboek, dezelfde stapel papier met regeltjes en weer een afspraak in de Heidehal. Dus stapte ik op de bewuste dag wederom ruim op tijd in de auto om naar het noorden te rijden. Echter bleek e.e.a. niet zo te willen vlotten: naar mijn gevoel stond ik bij Maastricht Aachen Airport al in de rij. Wat volgde was een zenuwslopende rit richting Nieuwegein. Het verkeersinfarct op Neerlands wegen had op die dag een tragisch dieptepunt bereikt. Maar ik had mijn Condor in de auto, en er waren kennelijk meer amateurs onderweg naar Nieuwegein om de machtiging een upgrade te geven. Op enig moment meldde zich ook iemand in die kennelijk beter bekend was in de omgeving tussen Eindhoven en Utrecht, want die wist een aantal sluiproutes. Eenmaal van de snelweg verlost kon ik de kleine rode wagen flink over de binnenwegen jagen, want de tijd begon toch echt te dringen. Met gierende banden en een natte rug kwam ik op de parkeerplaats van de Heidehal tot stilstand. En na een sprintje naar de ingang viel de deur van de zaal letterlijk tegen mijn rug aan dicht! In de zenuwachtig zoemende zaal kreeg ik mijn tafeltje aangewezen, waarna ik eerst even moest uithijgen alvorens ik dan toch maar eens aan de examenopgaven moest beginnen.
Ondanks alle commotie werd ook dit examen in de eerste aanloop behaald, zodat mijn call veranderde in PE2KMV. En dat opende tal van deuren: om te beginnen naar DL, maar in die tijd staken ook hardnekkige geruchten de kop op dat C-amateurs binnen afzienbare tijd zich ook op de HF mochten wagen. Een tijd van briesende PA’s, waarbij de mate van ergernis vaak omgekeerd evenredig was aan het cijfer in de prefix. Want het werd toch door menig amateur als een verloedering beschouwd dat elke Jan met een bijzonder korte achternaam het edele pad der HF mocht betreden zonder ooit examen in ‘hamertje tik’ gedaan te hebben. En gelukkig is ook die storm weer gaan liggen, zoals zo vaak.
HF, here I am!
… maar hoe? Blaadjes werden uitgespit en websites werden gelezen. Als zovaak waren er evenveel meningen als amateurs. En dat maakte de beslissing voor de beginnende HF-er niet gemakkelijker. Een populaire set uit die tijd was de Icom 706. Maar ook hier liepen de meningen uiteen. In het toen nog bestaande ‘Radio Amateur Magazine’ had ik al gelezen dat die 706 nogal doof was. Icom was inmiddels ook al tot die conclusie gekomen en bracht een opvolger en nog een opvolger uit. De 706Mk2G bleek toch wel een stuk beter te presteren. En dat ding kon ook nog op 70cm zijn werk doen. Niet dat dit veel interesse had. Want VHF en UHF waren niet mijn primaire banden aangezien ik in een dal woonde. Ja, wellicht om eens hier en daar naar een satelliet te luisteren maar meer ook niet.
En zo kwam ik in contact met een amateur uit de buurt, die zo’n Icom (tweedehands) aangeschaft had. Dus wel een mooie gelegenheid om eens een kijkje te nemen en kennis te maken met dit ding. Inderdaad een mooi setje, dat me qua afmetingen en prijs wel aansprak. Zeker aangezien deze amateur me wist te vertellen dat degene waarvan hij hem gekocht had, nog eentje in de aanbieding had. Deze verkoper werd naderhand één van de bekende verkopers van apparatuur in Nederland. Toen nog niet: ik ben naar het midden van het land gereden om het setje bij deze goede man thuis te bekijken. Na een kop koffie, wat gebabbel en gedruk op de knoppen waren zowel ik als de set verkocht. Leuke bijkomstigheid: in deze set was de DSP-optie ingebouwd.
Met de doos van Icom stevig onder de arm geklemd kwam ik thuis aan, en besloot meteen de dag erna naar een andere bekende winkel in het zuiden des lands te rijden. Want zonder tuner was deze set geen lang leven beschoren. Een leuke, niet te dure handmatige tuner van MFJ werd erbij gezet. De antenne was een 40-meter lange draad met een balun, die van onder de dakrand naar een fruitboom in de tuin van het ouderlijk huis gespannen was. En op die manier werden voorzichtig de eerste QSO’s gemaakt op de lagere HF-banden. Om één of andere reden deed ik niet zoveel met de banden boven de 20-meter.
Zoals het bij zoveel amateurs gaat, moet het altijd anders, beter, gekker. De MFJ-tuner was okay, deed het goed maar was wel lastig bij het wisselen tussen banden. Op een blaadje had ik per band de globale instellingen geschreven. Maar toch was het niets om snel te schakelen: band op de set wisselen, mode naar AM, vermogen naar QRP, tunen, mode naar SSB en vermogen weer naar QRO. Dat moest beter kunnen. En aldra kon ik via een amateur uit de buurt een SGC MAC-200 overnemen. Ook hierover zijn de meningen verdeeld, maar ik heb er nooit problemen mee gehad. QRP, draaggolf erop, even ratelen en klaar!
Toch heeft deze pret niet zo heel lang geduurd. Want nog steeds was mijn shack in mijn nachthok ondergebracht. En de mens in mij wilde van dat nachthok toch heel graag weer een ‘normale’ slaapkamer maken. Vandaar dat op een dag een renovatie gepland werd: rondom alles nieuw. Vloer, verlichting, behang, meubilair… en hierbij was geen plek meer voor veel apparatuur. Met pijn in het hart maar ook in de wetenschap dat dit de nachtrust ten goede kwam, werd de hele meuk in een aantal gesloten kisten verpakt en op zolder gezet. Aangezien de zolder van een oud huis een plek vol stof en troep is, de temperaturen in de zomer tropisch werden en het er in de winter even hard vroor dan buiten, durfde ik er niet bij stil te staan hoe alles de opslag zou overleven. Opslaan in de kelder was geen optie, aangezien het daar behoorlijk vochtig was. De opslag was een fase die op dat moment een open einde kende. Een pauze waarmee zoveel amateurs te maken krijgen, was aangebroken.
Pauze, en daarna…
Volgens mij is er geen enkele amateur op de wereld waar de radiohobby niet eens in de pauzestand gezet wordt. Bij mij brak deze periode aan op het moment dat ik alle apparatuur uit mijn slaapkamer annex shack haalde, om hier weer een normaal, menselijk nachthok van te maken. Jarenlang was ik enkel QRV vanuit de auto. In die tijd reed ik een VW Golf 3 die geweldig veel inbouwruimte had voor apparatuur. In mijn geval was dit een Kenwood TM-D700. Achter op het dak stond een Diamond RH-771 op een magneetvoetje. De een noemt het een portofoonantenne, de ander noemt het een spatwaterdichte dummyload. Maar voor mij diende het het doel.
Ook bij mij brak een tijd aan waarin geen plek was voor de radiohobby. Veel QRL, verhuizen en samenwonen. Maar bij dat verhuizen kwam de radiohobby weer heel even kijken. Bij de koop van het huis hield ik stilletjes rekening met het plaatsen van een antenne. Dus het was een win-win situatie dat het huis van onze keuze redelijk hoog ligt, aan de rand van de bebouwing, met plaats voor een antenne EN een shack. Echter was dat de laagste prioriteit: de kisten met radiospullen waren in eerste instantie niet meeverhuisd, aangezien die in mijn ouderlijk huis veilig opgeborgen waren. Toen verdween ook mijn laatste mogelijkheid om QRV te zijn. Aangezien we inmiddels gezelschap hadden van een QRP en de VW Golf toch wel behoorlijk in de jaren kwam, werd het tijd voor een modernere en grotere auto. Maar bij nader inzien bleek dat prachtige, glanzende blik een groot nadeel te hebben: er was geen plek om op een fatsoenlijke manier een set in te bouwen. Golf weg, Kenwood weg, radiostilte…
Bloed kruipt echter waar het niet kruipen kan. En zo gebeurde het dat ik op een avond een telefoontje kreeg van een maatje van me met wie ik al heel wat radio-avonturen uitgespookt had. Hij woonde in ON en had inmiddels ook zijn licentie behaald. Hij kon vanaf zijn woonst de repeater in Tongeren, ON0LB bereiken. En aangezien die repeater vanaf mijn QTH zelfs nog op het draadloze scheerapparaat te ontvangen is, bood dit de opmaat om weer met de radio aan de slag te gaan.
Wat volgde was een renovatie van de zolderverdieping. Vervolgens werd een plan uitgewerkt om van steigermateriaal een mast in elkaar te zetten die langs de zijgevel van het huis kwam te staan. Op deze mast kwam een Eco Asay voor de HF, de aloude Diamond X-30 en een Comet voor alleen 2m. Mijn XYL had zo haar bedenkingen… waarom moest ik zonodig zo’n lelijke constructie tegen de gevel aan bouten, terwijl met de smartphone hetzelfde en meer kon…? Niettemin was hiermee de hobby gereanimeerd. Hoog en droog in mijn nieuwe shack kon weer eens los gegaan worden op de HF. Mijn Motorola GM300 had de tijd in opslag niet goed doorstaan: het ding wilde absoluut niets meer ontvangen. Gelukkig kon ik nog een tweede exemplaar van dit type opduikelen. De GM300 is bij mij altijd favoriet geweest voor het rondje om de kerk: weinig knoppen en een bijzonder goed geluid vanuit de frontspeaker. Uiteindelijk bleek het probleem met de GM300 een bekend euvel te zijn, hetgeen redelijk eenvoudig op te lossen was.
Antenne-leed
Nadat de radio-hobby herstart was, werd het tijd voor een antenne. De zijgevel van het huis is uitstekend geschikt hiervoor. Alleen de praktische uitvoering was nog een dingetje. Ik had besloten om een constructie van steigermateriaal tegen de muur aan te bouten. Voor VHF en UHF was het wel duidelijk wat erop kwam. Alleen voor de HF-banden moest ik nog iets verzinnen. Vroeger, toen ik nog bij mijn ouders woonde, kon ik 40 meter draad van onder de dakrand naar de tuin in spannen. Maar die luxe had ik in mijn eigen woonst niet. Vandaar dat ik bij een vertical uit kwam. Maar verticals hadden radialen nodig. En daarvoor had ik ook weer plaats nodig en ik moest eerst de klinkers van het tuintje oppakken om de radialen in te graven. Dus dat plan liet ik maar snel weer varen.
Na enige tijd van puzzelen kwam ik op internet een antenne tegen met de naam ‘Eco Asay AVT 4’. Er waren nogal lovende woorden over deze spriet, dus besloot ik eens verder te kijken waar dit ding te krijgen was. En al snel dook het volgende probleem op: de antenne was niet meer verkrijgbaar. ‘Eco’ was failliet en daarmee was de kous af. Echter wil het toeval dat bij mij in de buurt korte tijd later zo’n ding in de verkoop stond. En na niet lang nadenken lag de antenne bij mij in de auto. Tiptop in orde en nauwelijks sporen van gebruik c.q. verwering. Na het verzamelen van de benodigde materialen werd samen met een maatje in twee dagen tijd de mastconstructie met antennes opgebouwd. Met op het hoogste punt de Eco.
En op deze manier werd ruim een jaar op de amateurbanden gestruind. Herfst- en winterstormen rukten aan de antennes. Op mijn QTH krijgt de mast de volle laag, maar alles stond muurvast en gaf geen krimp. Echter viel op enig moment op dat de HF-antenne niet meer zo geweldig presteerde. Sterker nog: het ding deed helemaal niets meer. Een flinke baalstemming kwam op, want dat betekende dat de hele handel weer van de gevel af kon. En ondertussen kon ik weer op pad voor een andere antenne. Mijn oogje was namelijk op een Hygain gevallen. Het enige dat aan deze bakbeesten tegenviel, was het prijskaartje. Maar wederom was het toeval me gunstig gezind, want in de directe omgeving bood iemand een Hygain AV-20 aan. De afspraak was zo gemaakt en ook bij deze OM trof ik een antenne in zeer goede staat aan. Ondanks dat ik geen werkelijke kleine auto heb, kreeg ik de deels gedemonteerde antenne maar nauwelijks in de wagen gefrommeld.
Samen met een oude bekend werd de mast voorzichtig omlaag getakeld, waardoor ik de Eco weer eens van dichtbij kon zien. Daarmee werd ook het euvel zichtbaar waardoor de antenne niets meer deed. Aan de voet van de antenne bevond zich een doorzichtige plastic kap, ter grootte van een bloempot. Onder deze kap was te zien hoe een draadje vanuit de PL-connector met een parkertje aan de straler bevestigd was. En omdat die plastic kap niet open wilde tijdens de montage, had ik dit parkertje niet met Loctite kunnen vastzetten. En door het enorme schudden tijdens de eerder genoemde stormen, was dit schroefje losgetrild!
Nou ja, Eco van de paal af, Hygain erop. Maar omdat de Hygain toch nog een tik groter en toplastiger was en bovenal nog eens meer wind pakte, besloot ik om dit gigantische ding toch maar te tuien. Met ware doodsverachtig en het zweet op het voorhoofd werd de hele constructie weer recht gezet. De grotere lengte en massa van de Hygain waren hierbij wel duidelijk merkbaar. Zo breed als de kadastrale grenzen het toelieten, werden drie tuidraden afgespannen zodat de hele zaak beter bestand was tegen flinke windvlagen.
Wederom kon lekker op de HF gewerkt worden. In de harde wind stond de antenne wel wat luidruchtig te klapperen. Maar het is nu eenmaal bekend dat bij Amerikaanse producten tolleranties wat royaler bemeten zijn. Maar toen kwam de eerste flinke herfststorm. De antenne rukte klapperend aan zijn tuidraden, maar deze zaten muurvast. Toen ik echter des avonds naar bed ging en daarbij nog even uit het raam keek, viel me op dat één van de draden wel strak gespannen stond, maar onder een bijzonder vreemde hoek. Een onbehagelijk gevoel maakte zich meester… En dat werd bij daglicht bevestigd: de antenne stond in een sierlijke boog op zijn mast, waarbij de punt naar het oosten wees. Tuidraden of niet: het ding had toch letterlijk moeten buigen voor de storm.
Snel werd een afspraak met mijn oude kameraadje gemaakt, en nog dat zelfde weekend zou de mast wederom neer gaan. Maar bij het losmaken van de tuidraden sprong de antenne met luid geratel weer (nagenoeg) overeind. Blijkbaar was de antenne door de harde wind zover doorgebogen dat hij over het ‘dode punt’ heen gebogen was en dezelfde tuidraad die hem overeind moest houden hem nu gebogen hield! Als remedie werd de positie van de draden nog wat veranderd, maar zo heel erg goed beviel me dit niet. De tuidraden waren op ongeveer driekwart van de antennelengte bevestigd, en dat leek wat hoog te zijn. Maar aangezien de winter al zijn intrede gedaan had, besloot ik het erop te wagen en tot de lente te wachten.
Dat plan pakte dus verkeerd uit. Nog tal van keren kreeg de Hygain de volle laag tijdens een ongewoon groot aantal winterstormen. Hierbij rukte de wind dermate hard aan de constructie dat de antenne zelfs in de lengterichting tordeerde! Daarom werd in de zomer van 2016 ook deze vertical weer van de mast gehaald. Eenmaal op de grond was de schade goed te zien. Onbelast had de antenne een forse bocht opgelopen, buizen waren in de lengterichting getordeerd als een wokkel en deels was de constructie letterlijk uit elkaar gewaaid. Eén ding was zeker: de gespecificeerde orkaankracht van 128 km/h behaalt de AV-620 bij lange na niet!
En nu? Nu staat bovenop het centrale deel van de mast een slanke dikwandige aluminium buis, met bovenin een katrol. Op die manier kan ik naar believen een draadantenne optakelen. De windlast van deze constructie is veel geringer, de antennes zijn goedkoper en gemakkelijker te vervangen. Nu moet ik echter (nog) meer gaan opletten op ongewenste neveneffecten.